Sorry not sorry
Sorry dat ik zo laat ben.
Sorry voor mijn verlate reactie.
Sinds kort ben ik me ervan bewust dat ik lijd aan een hevige vorm van verontschuldigingsdrang.
Mails en telefoontjes, maar ook persoonlijke gesprekjes, hoe belangrijk of juist onbeduidend ook, zonder erbij na te denken en totaal onbewust begin ik zeker zo’n schrikbarende tachtig procent van mijn verbale communicatie met een excuus. En waarom? Geen idee. Of toch..?
Sorry dat ik stoor.
Sorry voor de onderbreking.
Nog voordat ik mijn bijdrage lever, mijn boodschap verkondig of zelfs gewoon alleen maar aanschuif, heb ik al sorry gezegd. Alsof een significant deel van mij de diepgewortelde overtuiging heeft dat ik mijn komst moet inleiden. Moet inmasseren. Alsof ik mezelf bij de ander in de week moet leggen. Ik vul op voorhand al in dat ik stoor. Dat ik iets belangrijks onderbreek. Dat de ander niet op mij zit te wachten.
Sorry, maar nee, ik doe het niet, maar bedankt voor je voorstel.
Sorry, maar ja, ik doe het tóch, ondanks dat jij het niet wil.
Begrijp me goed, mijn periode van het minderwaardigheidscomplex ligt echt al lang en breed achter me. Dénk ik maar steeds. Of vergis ik me? Is mijn verontschuldigingsgedrag een uiting van een pest-trauma dat helegaar nog niet verwerkt is? Of misschien is het valse bescheidenheid? Een hang naar bevestiging van anderen, terwijl mijn eigen bevestiging voldoende zou moeten zijn? Of is het vrouw-eigen om sorry te zeggen, te wachten op goedkeuring of zelfs op toestemming van de ander? Ligt het aan mij, of zeggen mannen niet half zo vaak sorry?
Sorry, jullie waren in gesprek.
Sorry voor wat ik vind.
Een paar jaar geleden schreef en publiceerde ik mijn eerste boek. Ik had al heel wat kilometers woorden geproduceerd en er slechts hooguit enkele meters van gedeeld, want wie zat er nou op mij te wachten.
Maar goed, het boek kwam er. Het kwam af. Het werd gedrukt. Er kwam een cover en een ISBN-nummer en uiteindelijk werd het allemaal samengevoegd en lag daar mijn eerste papieren kind. En net als met kinderen van vlees en bloed begon het circus toen pas echt. Want een boek krijgt niet zomaar vleugels.
Daar stak een uitdaging de kop op, want de zin “Ik heb een boek geschreven” kreeg ik amper mijn strot uit. Kenjenagaan wat er gebeurde met zinnen als “Het is een leuk boek!” en “Dit boek wil je hebben! Klik op de link! Kom langs! Koop mijn boek!”
Je raadt het al, die zinnen werden dus niet eens gedácht. Laat staan uitgesproken. Want men zou me wel eens arrogant kunnen vinden. Heb je háár weer, met d’r boek.
Sorry, ik ben teveel.
Sorry voor wat ik voel.
Op een goeie dag struikelde ik een boekhandel binnen en dat was ook alleen maar omdat mijn vader me een liefdevolle maar stevige zet gaf, de auto uit, de straat over, de winkel in. Mijn stress en onzekerheid namen mijn spraak weg, transformeerden coherente zinnen in een onsamenhangend gemompel en zo kwam het dat ik vuurrood tot in mijn haarwortels en allesbehalve eloquent nogal lafjes mijn boek stond aan te prijzen.
Mijn zin begon met ‘sorry’, dat weet ik nog heel goed. De eigenaar van de boekhandel hoorde mijn gestuntel aan, kudos voor hem, nam mijn boek over uit mijn zweterige handen en las de achterflap. Ik wilde huilen. Vluchten. Smelten tot een plasje en wegsijpelen tussen de plinten.
Maar hij was geïnteresseerd. Hij vroeg me: “Dit boek bestaat al een jaar. Waarom heb ik er nog niet van gehoord?”
Ik wrong enkele woorden uit mijn keel. Toen verloste hij me uit mijn lijden en bestelde enkele exemplaren voor in de winkel.
Sorry sorry sorry.
Sorry dat ik besta.
Nooit heb ik problemen ervaren met dingen als spreken voor een groep, lesgeven of trainingen verzorgen. Sterker nog, die behoren tot mijn lievelingsdingen. En juist daar wordt het interessant. Want mijn ge-sorry beperkt zich klaarblijkelijk tot mijn persoonlijke atmosfeer.
Ook in de krav maga trainingen manifesteert mijn ge-excuseer zich regelmatig. Ik word aangevallen en verdedig me, raak mijn aanvaller vol op zijn kanis en ík zeg sorry. Ik doe wat er gevraagd wordt en verijdel een aanval met een defensive frontkick, en ík zeg sorry.
En het wil. Er. Maar. Niet. Uit. Echt.
Als íets een hardnekkige afwijking is, dan is dit het wel.
Sorry dat ik je heb verwaarloosd.
Mailde ik laatst aan een zeer dierbare kennis, die ik een tijdje niet gemaild had, wat mij voldoende reden gaf tot een excuus.
Haar antwoord luidde ‘de enige die mij kan verwaarlozen, ben ikzelf.’
Bam, die zat. Want is iedereen niet gewoon zelf verantwoordelijk voor wat ‘ie denkt, vindt en voelt? Is het niet eenieders eigen taak om de grenzen te bepalen en aan te geven? Wie ben ik om voor een ander in te vullen dat ik teveel ben? Dat ik weg moet? Dat ik me niet mag aansluiten of een vraag mag stellen of een opmerking mag plaatsen?
Als je ander dat vindt, dan mag de ander dat zeggen. En wat ik vervolgens met die boodschap doe, dat is dan weer aan mij.
Ja sorry hoor, maar zo ga ik het voortaan doen.
Sorry not sorry.
PS Ik heb een BOEK geschreven. Wat zeg ik, inmiddels zijn het er zelfs TWEE. Het zijn LEUKE BOEKEN en die wil je hebben dus KOOP ZE!